Skip to content

Zd21 - Duinvaaggronden; leem arm en zwak lemigfijn zand

Kalkoze zandgronden.

Vlakvaaggronden behoren tot de kalkloze zandgronden. Dit zijn minerale* gronden, waarvan het minerale deel binnen 80 cm diepte voor minstens de helft bestaat uit kalkloos zand(materiaal met minder dan 8% lutum* en minder dan 50% leem*.

Opdeling.

De kalkloze zandgronden worden opgedeeld naar de aan/afwezigheid van een minerale eerdlaag.

  • kalkloze zandeerdgronden hebben een minerale eerdlaag van ten hoogste 50cm

  • zandvaaggronden hebben géén minerale eerdlaag*.

Kalkloze zandvaaggronden

Dit zijn kalkloze zandgronden die de minerale* eerdlaag* missen. Veelal zijn het stuifzanden zonder of met een geringe bodemvorming*.

Zij worden onderverdeeld in

  • gronden met hydromorfe* kenmerken (vlakvaaggronden)

  • gronden zonder hydromorfe* kenmerken (duinvaaggronden).

Duinvaaggronden.

Deze kalkloze zandvaaggronden hebben ijzerhuidjes rondom de zand korrels direct onder de eventueel aanwezige A1-horizont*. Het zijn op dit kaartblad steeds stuifzanden. De stuifzanden zijn meestal ontstaan uit hoge dekzanden. Op de hoogste en droogste plaatsen werd de vegetatie het gemakkelijkst vernield, waardoor de verstuiving kon beginnen. Het zand kwam terecht op lagere en vaak iets vochtiger plaatsen, waar het in de vegetatie bleef hangen. Zo stoven de oorspronkelijk hoogste plaatsen diep uit en werden de voorheen lage plaatsen opgehoogd. Door deze omkering van het reliëf vindt men in de opgestoven heuvels op zekere diepte de oorspronkelijke bodem nog terug, waarin gewoonlijk een humuspodzol* aanwezig is.

Doordat de verstuiving in fasen verliep --- stilstandsperioden wisselden af met tijden van hernieuwde zandaanvoer --- vindt men in dit stuifzand meestal een groot aantal humushoudende bandjes, afkomstig van een tussentijdse begroeiing. Het aantal, de dikte en het organische* stofgehalte van deze bandjes is van groot belang voor de voedsel- en watervoorziening van de planten die op deze gronden groeien. Naarmate de opstuiving sneller is verlopen, is het gehalte aan organische stof lager. Door de aanwezigheid van de oorspronkelijke bovengrond op enige diepte in de opgestoven heuvels, doet zich het merkwaardige verschijnsel voor, dat de diep wortelende bomen op deze heuvels in de regel veel beter groeien dan in de uitgestoven laagten. Door het herhaalde eolische* transport is het zand goed gesorteerd. Naarmate de duinvaaggronden langer door de vegetatie zijn vastgelegd, is er een duidelijker bodemvorming te bespeuren. In veel, reeds lang beboste stuifzanden is de vorming van een micropodzol in de bovenste centimeters te zien.

De meeste duinvaaggronden zijn arm aan minerale* voedingsstoffen en hebben een gering vochthoudend vermogen. Het zijn echter open gronden, zonder storende lagen, waarin wortels diep kunnen doordringen, zodat de totale hoeveelheid beschikbaar voedsel en water vaak meevalt. De groei van weinig eisende, diep wortelende naaldbomen is dan ook in de regel vrij redelijk. Er komt op dit blad slechts één kaarteenheid voor.

Zd21 - Duinvaaggronden; leem arm en zwak lemigfijn zand

Dit zijn de gronden van de uitgestrekte, golvende stuifzanden op de flanken van de stuwwallen, zoals het Stroesche Zand, het Kootwijksche Zand, het Wekeromsche Zand en het Kreelsche Zand. Zij bestaan overwegend uit blond, uiterst humusarm, leemarm fijn zand, soms met veel humushoudende bandjes. Waar het stuifzand bebost is, komt in de bovenlaag dikwijls een micropodzol voor. De lagere delen, vooral de uitgestoven laagten, binnen deze stuifzandcomplexen zijn vlakvaaggronden. De oppervlakte daarvan is te gering om op de kaart te worden afgebeeld. Het zijn onzuiverheden binnen de duinvaaggronden.

De duinvaaggronden hebben vrijwel altijd Gt-klasse VII. Op enkele plaatsen, waar het stuifzand overgaat naar lager gelegen terreinen, zijn stukjes met Gt VI of VI/VII aanwezig. Voor de landbouw hebben deze gronden weinig waarde. Voor de bosbouw kunnen het redelijk goede gronden zijn. De diepte waarop het overstoven profiel voorkomt en het humusgehalte binnen de klasse uiterst humusarm zijn bepalend voor de bosbouwkundige waarde van deze gronden.

Back to top