Skip to content

DOMINEE RUYSSTRAAT

Genoemd naar Jacob Adolph Ruys, predikant te Putten van 1858 tot 1877. Hij werd geboren te Kampen op 7 oktober 1823 en was een zoon van Theodorus Ruys, tabakskoopman en Willemina Jacoba Posthumus. Na zijn gymnasiumtijd te Kampen, werd hij op 16 september 1843 als theologisch student aan de Utrechtse Universiteit ingeschreven. Was achtereenvolgens als predikant verbonden aan de Hervormde Gemeen ten van Balk (1848-1851), Veenendaal (1851-1853), Ommeren ( 1853-1858), Putten (1858-1877), Op- en Neer Andel (1877-1879), Bunschoten (1879-1883) en Lemmer (1883-1885). Op 16 november 1885 werd hem emeritaat verleend. Hij overleed te Kampen op 1 augustus 1906 en werd te Putten op de Oude Al gemene Begraafplaats begraven. In 1865 stierf op de Tweede Kerstdag zijn eerste vrouw, Hilletje Palm, met wie hij sedert 16 november 1848 was gehuwd. Zij was geboren te Amsterdam op 9 februari 1823 en was een dochter van Dr. Albert Palm en Johanna van Straaten.

Op 5 juli 1872 hertrouwde hij met Johanna Alida Boeve, geboren te Putten op 30 april 1838. Zij overleed te Kampen op 8 januari 1905.

Van Ds. Ruys is een tweetal publicaties bekend. Tijdens zijn predikantschap te Putten verscheen bij de uitgeverij J. Wedding te Harderwijk van zijn hand een leerrede "De Groote Bevrijding naar 1 Joh. 3:8b". Blijkens de aankondiging was de ze leerrede, welke op 6 juni 1869 in de Oude Kerk van Putten werd gehouden, bedoeld "tot wegwijzing voor hen, die wenschen te weten wat te gelooven van tooveren, belezen en waarzeggen". De leerrede richtte zich tegen het bijgeloof dat zich naar aanleiding van een ziekte van een meisje zich hier en daar in Putten openbaarde. Enigszins verkort weergegeven luidde het voorwoord van het geschrift als volgt:

Aan den weetgierigen en heilbegeerigen Lezer!

Gij ontvangt hier eene leerrede, die niet voor de pers bestemd was. Toen ik haar in mijne overlegging ontwierp, en toen ik haar den 6 Juni l.l. alhier hield, dacht ik zelfs niet over, haar, door den druk, aan het gebruik en het oordeel van het algemeen over te geven. Echter, van verschillende geachte zijden werd ik aangezocht, om met deze woorden, die die wankelnde gedachten van velen over dit onderwerp, tot klaarheid, best..dheid, vastheid hadden gebracht en die velen wenschte ook te lezen, uitgebreider nut te stichten. Vraagt gij: welke was de aanleiding tot zulke prediking in uwe gemeente?" Hetgeen ik er u kortelijk van deel, moge het noodzakelijke ervan, in helder licht stellen. Bij den aanvang van den laatstverloopen winter, werd een meisje door niet gewone ongesteldheid des lichaams aangetast. Aanhoudende pijn in den onderbuik, deed het kind op haar leger wegteren.

De middelen van den geneesheer brachten geenerlei verandering te weeg. Zooals het gaat, vroegen de bedrukte ouders hier en daar raad en kregen den een na den anderen, totdat in den voorjaarstijd de gedachte begon past te vatten, dat het kind zou betooverd wezen. Men herinnerde zich, dat de kwaal na het eten van een gegeven appel ontstaan was, en weldra vertelde men elkander alleswege - in ernst of spot, met medelijden of verontwaardiging - over het bijgeloof dat het kind zou betooverd zijn.

Zooals van achter is openbaar geworden, werd aan ouders nu de raad gegeven, zich tot een zekeren kwakzalver, onder Amersfoort woonachtig, die ook zou kunnen belezen, te wenden. De hulp van dezen, hoe moeielijk en kostbaar, werd, ten einde niets onbeproefd te laten, in stilte ingeroepen. Deze bedrieger vermocht, door zijne gruwelijke middelen niet dan het kind den dood nabij te brengen.

Gelukkiglijk echter was zijn handelen oorzaak, dat ouders, onder ernstige bestraffing hunne dwaling nog niet te laat inzagen, en zich opnieuw tot een doctor wenden, onder wiens zorgvuldige behandeling, het kind van gevaarlijk ettergezwel thans langzaam hersteld is door Gods onbperkte lankmoedigheid. Elk beseft dat ik, als voorganger, het bijgeloof dat zich bij deze gelgenheid hier en daar openbaarde, niet mocht onaangetast laten. Op welke wijze zou ik (daar hardheid of spot ziele krankheid niet zelden dieper doet inwortelen) het met vrucht bestrijden? Gods woord dat onder 't gebed, onze onbedriegelijke gids is op allen weg, dat mij onderricht, hoe ik ook nu had uittegaan van Hem die den eenige grond en het middelpunt van ons geloof en ... ons alles is; Jezus Christus, zo ik vertrouw (onder .beschaming zo wel van het bijgeloof als van het ongeloof en van den spot met het kranke en afgedrevene) tot voordeel van veler verstand en hart, waartoe - naar mijn hartelijke wens - de lezing ook voor u dienstbaar moge wezen.\ Putten 20 Juni 1869\ J. A. RUYS.

In het jaar 1900 verscheen bij de Uitgeverij J. Bijleveld te Utrecht van de hand van Ds. Ruys "Het leerbegrip van het Sacrament des H. Doops volgens Gods Woord in de Nederlandsche Hervormde (Gereformeerde) Kerk". Een achterkleinzoon van Ds. Jacob Adolph Ruys is als predikant verbonden aan de Hervormde Gemeente te Elden bij Arnhem. Bij het kerkelijk bure au van de Hervormde gemeen te hier ter plaatse vroeg hij in 1981 inlichtingen over zijn overgroot vade r. Na ontvangst van de vraagde gegevens schreef hij:

Zeer geach te heer Gort,\ Dan voor de toezending van de gemeentegids. Eén opmerking: de tweede voornaam werd met ph geschreven, dus Adolph. Dat er zelfs een straat naar hem genoemd is was mij onbekend. Zeer ontroerend. Zover zouden U en ik het wel niet brengen tenzij we een preek tegen tooverijen zouden maken.\ Vriendelijk groetend, A.J. Ruys.

Wat het tijdstip van de aanvang van de kerkdiensten betreft moeten er tijdens de ambtsperiode van Ds. Ruys nog al wat moeilijkheden zijn geweest. Het was namelijk zo, dat het torenuurwerk niet altijd de juiste tijd aanwees. De kerkeraad van de Hervormde Gemeente richtte zich bij brief van 29 december 1862 tot de gemeenteraad met het verzoek orde te stellen op de tijdsbepaling in de gemeente.

"De kerkeraad neemt de vrijheid de gemeenteraad indachtig te maken de wanorde die door de ongeregeldheid en de gedurige verwisseling het algemeen uurwerk in den toren niet zelden veroorzaakt wordt in vele zaken. Bijzonderlijk is dit het geval de Godsdienstige bijeenkomsten: Niet alleen de catechisatiën kunnen niet op geregelde tijd gehouden worden maar ook wat de godsdienstoefeningen aangaat gebeurt het zo vaak dat de ze niet op haren tijd kunnen aanvangen en eindigen en dat diesvolgens de landbouwers door plotseling veranderde aanwijzing van het uur des daags te vroeg of soms te laat tegenwoordig zijn en niet op den tijd naar huis kunnen terug keren."

In zijn vergadering van 18 februari 1863 wordt het verzoek de kerkeraad behandeld. De beslissing van de raad luidt "Vermits het adres op ongezegeld papier is geschre ven wordt hetzelve beschouwd niet te zijn ingekomen".

Deze formele opstelling weerheid de raad echter niet toch orde op zaken te stellen. In dezelfde vergadering werd op voorstel van de burgemeester besloten een persoon te benoemen om geregeld het uurwerk op te vinden en om driemaal daags de klokken te luiden, zulks voor f 30,-- per jaar. De raad ging er van uit dat de kerkvoogdij de helft van de kosten zou meebetalen waartegenover de kerk dan weer het recht zou krijgen om voor de godsdienstoefeningen te luiden. Daarmee verklaarde zich de kerkeraad akkoord en de regeling werd op 1 maart 1863 van kracht. De gewoonte om driemaal daags de de klok te luiden is tot op heden Dat klokkeluiders niet altijd tot volle tevredenheid van hun taak kweten, blijkt uit een klacht, geuit in de raads vergade ring van 29 augustus 1895. Eén van de raadsle den merkte op, dat de klokluider 's morgens, 's middags en 's avonds 100 slagen diende te doen. In werkelijkheid had het raadslid slechts 38 slagen geteld en bovendien gemerkt dat lang niet altijd op de juiste tijd geluid werd. Ook het torenuurwerk bleef in de loop van de jaren een voorwerp van aanhoudende zorg van het gemeentebestuur. In 1940 wijdde het Puttens Nieuwsblad een artikel aan het torenuurwerk: "Wij herinneren ons den bus reiziger, die twee minuten vroeger in Ermelo aankwam dan hij in Putten vertrokken was. Naast Greenwich-, West Europeeschen- en Midden Europeeschen tijd blijken we ook een Puttensche tijd te hebben. Velen menen dat we hier in Putten zo'n vijftig jaar achter lopen. Al meent men dat en ook al zeggen ze in Putten: "hardloopers zijn doodlopers! ", in werkelijkheid lopen we tien minuten voor. Kijkt U maar op de torenklok, die bewijst het!"

Uit: Straatnamenboek, K. Friso, Uitgave buro voorlichting gemeente Putten, 1986.

Back to top