ACHTERSTRAAT
Oorspronkelijk een steeg, die langs de zuidkant van het dorp voor een groot gedeelte langs de achterzijde van de bebouwing liep. De steeg liep soms dwars door de tuinen of erven, soms langs de achterkant daarvan. Zuidelijk van de steeg strekte zich de Putter Eng uit.
In de vorige eeuw werd de steeg "Achtersteeg" of "Achterweg" genoemd. Tot 1870 was nnog sprake van een zandweg. Naar aanleiding van een adres van F. Huigen en 14 anderen besloot de gemeenteraad op 21 december 1869 de "Achterweg" met keien te bestraten en daarvoor eerst keien in het veld en op de heide te laten rapen.
In januari 1888 wijst de burgemeester in de vergadering van de gemeenteraad op de slechte toestand waarin de keibestrating van de Achterstraat zich bevindt. Hij stelt voor de keien door klinkers te vervangen. (Na uitvoering van de keibestrating wijzigde de naam Achterweg zich in Achterstraat.) In mei van hetzelfde jaar komt een request van ingezetenen binnen, waarin eveneens op verbetering van de straat wordt aangedrongen. De kanten van de "steeg" zijn volgens het request te laag en daarom zeer modderig. Gevraagd wordt kar lieden in te schakelen om met paard en wagen zand en zoden aan te voeren voor de ophoging van de kanten (de keienbestrating was maar heel smal). Wethouder Roetersen verklaart dat er in de zomer moeilijk aan zand en zoden te komen is. Het land íis dan in cultuur gebracht. Hij wil dan ook tot de winter wachten. Misschien is het dan gemakkelijker dat de mensen, die met "spandiensten" belast zijn wat van hun eigen grond kunnen meenemen. Van beklinkering komt voorlopig niets.
In 1901 wijst burgemeester Roosmale Nepveulaan op de desolate toestand van de Achterstraat. Nu Putten zich meer en meer als pensionplaats gaat ontwikkelen is het van belang dat de straat "ter verfraaiing van het dorp" van klinkers wordt voorzien.
De gemeenteraad reageert voorlopig niet. In 1905 komt een adres van ingezetenen in met het verzoek tot beklinkering van de straat over te gaan. Besloten wordt aan het verzoek te voldoen en "voorhanden zijnde klinkers" daarvoor te gebruiken. Deze voorhanden zijnde klinkers worden gekocht uit "afdankers" van de Rijkswaterstaat. Jaarlijks worden enige hopen gebruikte klinkers door de gemeente aangekocht.
De toestand van de wegen eiste in 1889 voorschriften met betrekking tot het rijden met vélocipèdes. Smalle klinkerbestratingen noodzaakten de fietser af te stappen wanneer er tegemoetkomend of van achter komend verkeer op de weg was. De in 1889 vastgestelde gemeentelijke verordening verplichtte de Rijder met een vélocipède dan ook bij naderend of achteropkomend verkeer af te stappen. Bovendien verbood de verordening om na zonsondergang met een vélocipède te rijden.
Een aan de Ach terstraat wonend raadslid stelt in de gemeenteraadsvergadering van 20 juli 1933 voor de naam "Achterstraat" te wijzigen. Hij vindt het een "achterlijke naam". De raad gaat niet op het voorstel in.
Kort voor de eeuwwisseling scheidde zich een groep gemeenteleden af van de Gereformeerde Kerk van Putten. De groep, waarvan Ds. A. V.d. Zanden de voortrekker was, sloot zich aan bij de Christelijk Gereformeerde Kerken. In 1903 stichtte de groep een kerk gebouw aan de Achterstraat. De Gereformeerden kerkten aan de Dorpsstraat. In 1908 keerde de groep terug in de Gereformeerde Kerk. Omdat het kerk gebouw aan de Achterstraat fraaier en nieuwer was dan het kerkgebouw aan de Dorpsstraat, werd besloten het gebouw aan de Dorpsstraat af te stoten. Op 22 september 1908 werd daarin de laatse dienst gehouden. Op 27 september 1908 namen de Gereformeerden het kerkgebouw aan de Achterstraat in gebruik. Het gebouw werd herhaaldelijk uitgebreid. Het bevat fraai orgel met rugpositief, gebouwd door de fa. de Koff te Utrecht.
In 1935 stichtte de Coöperatieve Landbouw vereniging "Putten" een pakhuis met malerij aan de Achterstraat. Tn 1957 werd dit gebouw aanzienlijk uitgebreid.
De Coöperatieve Landbouw vereniging vond haar oorsprong in de buurtschap Huinen. De stoot tot oprichting had de Steenenkamerse schoolmeester W. v.d. Heide gegeven. De heer S. Doppenberg was de eers te penningmeester. Later werd hij zaakwaarnemer en vervolgens direkteur. In 1954 werd hij opgevolgd door J. Broekhuizen. Aanvankelijk beperkte de vereniging zich tot gezamenlijke inkoop van veevoer zoals mais, lijn- en raapkoeken. In 1919 werd ook kunstmest ingekocht. De vereniging betrok een pakhuis aan de Spoorstraat. Een jaar later een pand aan Dorpsstraat. In 1921 werd de naam C.L. V. "Huinen" gewijzigd in C.L.V. "Putten". In 1924 schafte de vereniging een paard en wagen aan, in 1932 de eers te vrachtauto.
Uit: Straatnamenboek, K. Friso, Uitgave buro voorlichting gemeente Putten, 1986.