STARINGSTRAAT
Genoemd naar de dichter en jurist Antoni Christiaan Winand Staring, geboren op 24 januari 1767 te Gendringen en overleden op 18 augustus 1840 op de Wildenborch te Lochem. Sedert 1791 woonde hij op de Wildenborch waar hij zich bezig hield met landbouwkundige aangelegenheden als ontginningen maar ook met letterkundige arbeid. Zijn patriottische gezindheid leidde er toe, dat hij tussen 1795 en 1816 diverse politieke ambten bekleedde. Van 1783 tot 1787 was hij lid van het Haagse dichtgenootschap "Kunstlief de spaart geen vlijt". Letterkundige werken: Bundels "Mijn eerste proeven in poëzie" (sterk romantisch en tevens sentimenteel), "Dichtoefeningen" (1791), "Gedichten" (1820), "Nieuwe Gedichten" (1827), "Winterloof" (1832) en een viertal bundels gedichten (1836- 1837). In 1787 promoveerde hij te Harderwijk tot meester in de rechten. Aan de Universiteit te Göttingen studeerde hij landbouwe conomie. Zijn zoon Winand Carel Hugo Staring, geboren op 5 oktober 1808 en overleden op 7 juni 1877, was een bekend hoogleraar te Delft. Hij vervaardigde o. a. een geologische kaart van Nederland (1867). Als geoloog en landbouwkundige had hij grote vermaardheid.
"Ik ben uit Gelders bloed!
Opregt is mijn gemoed
Aan eenvoud heb ik lust;
Met pracht en weeld komt zorg;
Genoegzaamheid baart rust".
(Uit: "Een Gelders lied", A.C.W. Staring)
Uit: Straatnamenboek, K. Friso, Uitgave buro voorlichting gemeente Putten, 1986.