VELDSTRAAT
Genoemd naar het Putterveld, vanouds een heidegebied zuids oostelijk van het dorp, minder officieel "'t Veld genoemd. 't Veld 1962. Oorspronkelijk een streek, waar de boeren uit het dorp zich gerechtigd voelden heide te mogen plaggen. Omtrent het eigendom bestond geen duidelijkheid. Aangenomen werd dat de gronden aan het ambt - later de gemeente - toebehoorden. Toen de heide schaarser werd en bovendien grote gedeelten in erfpacht aan hut- en huisjesbewoners waren uitgegeven kwam de vrijheid om plaggen te halen in het geding. De gemeenteraad besloot in 1878 het plaggen halen te beperken en bepaalde dat uitsluitend op donderdagen heide mocht worden gestoken en dat de plaggen uitsluitend per kruiwagen of kar en paard mochten worden opgehaald. In 1923 werd geopperd de plaggenhalers te laten betalen zoals in Ermelo het geval was. De burgemeester voelde er veel voor. Anderen stelden zich op het standpunt dat men oude rechten in ere diende te houden. Besloten werd het in 1878 genomen besluit onverkort te handhaven . In 1933 komt de raad nogmaals op deze zaak terug. Van gemeentewege blijken bordjes "Verboden Toegang" te zijn geplaatst. Op voorstel van één van de leden wordt besloten het recht om vrij plaggen te halen op donderdagen te handhaven en de bordjes te laten verwijderen. De Veldstraat - voorheen Veldweg genoemd - werd kort na de oorlog verhard ten behoeve van de onstluiting van woning- bouwpercellen. Later werd de weg doorgetrokken naar de Voorthuizerstraat. Voordat de woonwijk in ontwikkeling kwam, kenmerk te 't Veld zich als een gebied, waarin op vrij onsystematische wijze arbeidershuisjes waren gestrooid. Kris-kras waren de huisjes door het landschap verspreid, een landschap dat zich verder kenmerkte door een groot aantal zandweggetjes, rogge- en aardappel akkers, kippenhokjes, varkenskotten en erfjes met vruchtbomen. Oudere huisjes werden afgeschermd door leilinden, soms hoge bomen. In de huisjes woonden arbeiders, die het in het algemeen financieel niet breed hadden. Daarnaast kende 't Veld bewoners, die op andere wijze de kost verdienden. Men vond er petroleumboeren, handelaren in vodden, lompen, oude metalen, rietdekkers, bezembinders, kennelhouders, stoelmatters, "bokkeboeren", marginale beroepen, die nog al eens veranderden. Sommigen "rommelden vaak maar wat aan", ventten met de hondenkar langs de deur. Er waren echter ook goede vaklieden. Stond Jacob Magg niet bekend als de beste straathamermaker Van de Veluwe en was Gies van Zoeren niet de beste africhter van blindengeleidehonden uit de omgeving? En niet te vergeten Gerard en Jacob Simon, bekend als "volambachtelijke" huisslachters! En iedereen in het dorp kende Cozijnsen de scheresliep en Jaap van den Hoorn, bijgenaamd "Jaap Peterolie", in die tijd, toen er nog nauwelijks gas of electriciteit was, een belangrijk figuur. Na gereedkoming van de woonwijk "'t Veld" is van het vroegere karakter en de vroegere sfeer van dit gebied nauwelijks meer een spoor overgebleven. Waar eens "Harmen en Grietje" in een met riet gedekt huisje woonden staat thans een gymnastiek-lokaal. Er leven thans geen mensen meer in 't Veld die hetjaarlijks met een mudje kolen van de daconie moesten doen om het warm te kunnen houden en die de rest de brandstof met vaak van reumatiek gekromde ruggen uit het bos moesten smokkelen.
De houtblokken, die thans naast of achter de keurige huizen staan op gestapeld zijn niet bestemd voor het fornuis het bakoventje.
Het Veld veranderde van fornuis tot open haard, van hondekar tot aanhangwagen, van roggeveld tot plantsoen, van keuterij tot koopwoning en van scheivoor tot trottoir.\ \ In het midden van de vorige eeuw stonden de Veldbewoners niet al te best bekend. Tot één van de ondeugden behoorde het stropen. In 1846 werd een zekere B. wegens stroperij gepakt en de officier van Justitie won omtrent deze persoon inlichtingen bij burgemeester Van Dedem van Driesberg in. De gearresteerde droeg de bijnaam "Piet Vil", hetgeen er op duidt, dat de buurt wel wist met welke verboden bezigheid hij gewoonlijk doende De burgemeester beantwoordde het verzoek om inlichtingen met onder meer het volgende proza: "dat de Bult even buiten het dorp waar B., bijgenaamd Piet Vil" "woont, een kolonie op zichzelf is en door een soort van menschen wordt bewoond die mij dagelijks met allerlei soort van weinig beduidende klagten lastig komen vallen, onderling als Katten en Honden leven, in staat den Burgemeester van den morgen tot den avond werk te verschaffen".
Het Putterveld werd ook wel "de Bult" genoemd. "De Bult" was ook de naam van de twee boerderijen, die het Veld rijk was. De andere boerderij heette "De Trompet".
Uit: Straatnamenboek, K. Friso, Uitgave buro voorlichting gemeente Putten, 1986.